Interview Tim Knol: ‘ik ben niet zo bezig met bands die nu succes hebben’
Door Jelmer Luimstra
Stilzitten? Dat kan Tim Knol niet. Na drie soloplaten begon hij in 2013 The Miseries; een garagepunkbandje. Tussen de bedrijven door brengt hij singletjes uit op zijn eigen label Tender Records en alsof dat niet genoeg is, gaat hij zich dit jaar ook nog wagen aan soulmuziek. Vinyl50 ging afgelopen januari al in gesprek met de Hoornse zanger tijdens Eurosonic Noorderslag.
17 januari op Noorderslag, Groningen: het is zeker niet Knols beste dag. Ik ontmoet hem voor de Plato, waar hij een uur later een instore-optreden zal verzorgen met The Miseries. De stoppels op zijn wangen en zijn wazige blik laten weinig aan de verbeelding over. ‘Of het een wilde nacht was? Ik was tot half 7 vanochtend in de stad,’ zegt Knol als ik hem ontmoet bij de Plato. Meer dan een uurtje slaap heeft hij niet gehad. Het medicijn? Koffie. Daarvan heeft hij er inmiddels ook al zoveel opgedronken, dat de zanger om de haverklap naar de wc moet. ‘Gelukkig duurt zo’n optreden in Plato maar twintig minuten. Dat hou ik wel vol.’ We lopen de straat uit, en even buiten het centrum vinden we een rustige kroeg om te praten. Tim Knol bestelt een cola. Gelijk heeft hij.
Tim Knol gooit het tegenwoordig over een totaal andere boeg. Nederland kende hem als Hoornse singer-songwriter. Niet te verbitterd om op een evenement als Serious Request te spelen, maar trouw aan zijn rootsrock. Bij The Miseries hoor je niets van dat alles terug. Up-tempo garagepunk, van het soort: 1-2-3-4-spelen! Hij opende een blik muzikanten – alle drie uit thuisbasis Hoorn – en speelde afgelopen jaar op festivals als Into the Great Wide Open en Welcome to the Village. Deze avond staat hij op Noorderslag. Solo had hij het gemakkelijk geschopt tot de hoofdzaal van de Oosterpoort, maar met The Miseries moet hij het doen met het bovenzaaltje.
The Miseries zijn een direct gevolg van Knols onrustigheid. ‘Ik kan niet thuiszitten,’ zegt Knol. Vroeger was hij onhandelbaar, een druktemaker. Nooit met school bezig, altijd met muziek. ‘Nu wil ik altijd aan het werk zijn. Als ik het wat rustiger heb met spelen, dan ga ik weer dingen bedenken. Zo ontstond dit bandje ook.’ Samen met de oudere drummer Kees Schaper schreef hij aan de liedjes voor het debuut. Het werden er elf, plus een cover van The McCoys, Sorrow. ‘David Bowie heeft die ook nog gedaan.’
De bandleden gingen in oktober en november naar de studio. Gewoon, bij hem thuis. ‘Ik heb mijn eigen studio, dus wij dachten: we gaan dat plaatje maar eens maken,’ zegt Knol. Het geraamte van de 12 nummers – de drums, bas en basisgitaren – hadden ze in één dag op tape. Het zogeheten finetunen – gitaarriedeltje hier, effectje daar – kostte ze nog eens drie weken. ‘Een vrij vlot proces,’ zegt Knol. Opvallend, omdat je er in je eigen studio juist zo lang over kan doen als je wilt. ‘Weet je, het koste me gewoon helemaal geen moeite om deze plaat te maken,’ zegt Knol. ‘Er was geen moment van ‘kut, wat moet ik nou?’. Dat gebeurt me gewoonlijk regelmatig dat ik niet tevreden ben. Nu niet. Ik was steeds blij.’
Het debuut heet gewoon The Miseries. Titelloos: niets meer, niets minder. Van debuutplaten met titels houdt Tim Knol niet. Dat vindt hij meer iets voor een tweede of derde album. ‘We gaan eerst spelen op South by Southwest, en daarna mag die plaat uitkomen.’
Wat voor vinyl koopt hij zelf eigenlijk? ‘Eigenlijk vrijwel geen nieuw vinyl,’ zegt Knol. ‘Ja, Parquet Courts. Dat soort dingen wil ik nog wel nieuw kopen. Voor de rest eigenlijk alleen maar oude dingen. Ik ben niet zo bezig met de bands die nu succes hebben.’ Innovatie is ook nooit de drijfveer geweest achter zijn eigen muziek. ‘Voor mij is dat helemaal niet belangrijk. Je had vroeger Radiohead, die innoverend bezig was. Of die bands uit de jaren ’00 die met elektronica werkten. Maar ik hou veel meer van oude dingen. Jaren ’70-synthesizers bijvoorbeeld. Daar kun je gave dingen uithalen.’
Tim Knol heeft niet alleen een eigen studio, maar ook een eigen mini-platenlabel: Tender Records. Dat doet hij samen met Thomas Bruining. ‘We wilden de plaat eerst op Tender uitbrengen,’ zegt hij. ‘Maar we dachten al snel: slecht idee, want een label doet alle promotie voor je. Dat kan ik zelf helemaal niet. We brengen het daarom uit via Excelsior.’ Een sterpromotor is Knol dus niet, maar wat doet hij wel voor zijn label? ‘Eigenlijk ben ik er weinig mee bezig,’ geeft hij toe. ‘Het enige wat we doen is een beetje bands scouten. We brengen vier tot vijf releases uit per jaar, dus het kost niet heel veel tijd. Hoe ik het zie? De een brengt een podcast uit, en ik breng singletjes uit. Het is een soort fysieke podcast. Je hoort er in die singles ook een beetje mijn smaak terug. Het gaat van garagerock naar soul, als het ware.’
Soul. Het is een stille liefde van Tim Knol. Toen hij nog volledig onbekend was, werkte hij bij muziekwinkel Fame in Amsterdam. Popkenner Leo Blokhuis kwam vaak langs om platen te kopen. Knol gaf hem eens een tip voor een soulartiest. Jimmy Donley. ‘Ik zei: ken je die, Leo? Kende hij niet. Toen had ik hem eens een kopietje gegeven. Drie jaar later bracht hij een box uit, de Sound of the South. Het tweede liedje op de eerste cd in die box was van Jimmy Donley. Hij heeft mijn naam nog in zijn dankwoord staan. Niet nodig, maar het was heel lief van hem.’ Hij wil dit jaar ook zelf aan een soulplaat gaan werken. Zelf gaat hij die trouwens niet inzingen. ‘Ik schrijf ze dan voor iemand anders, die ze inspeelt. Een soulzanger en een bandje.’
En dan moet Tim Knol weer gaan. Richting de Plato, waar zich inmiddels een rij van fans heeft ontwikkeld. Die avond zie ik hem spelen op Noorderslag. Up-tempo rock-‘n-roll in een donker zaaltje. Tim Knol kijkt strak voor zich uit. Energiek, maar beheerst. Alsof slaap nooit bestaan heeft.
Het titelloze album van The Miseries is vanaf vandaag verkrijgbaar.